Home >> Vertalingen: Christelijke mystici >> Ramon Lull (1235-1315) |
|
|
Na een bekeringservaring begon Ramon Lull, een edelman op Mallorca, zijn gezin te verwaarlozen en wijdde zich geheel aan de liefde tot God. Hij leefde enige tijd als kluizenaar, schreef vele en diverse boeken, waarvan de gemeenschappelijke oriëntatie is de lezers te overtuigen van de waarheid van het christendom, en ondernam vele reizen waarop hij probeerde moslims te bekeren. Waarschijnlijk is hij op latere leeftijd lid van de derde orde van de franciscanen geworden. Zijn meest mystieke werk is Het boek van de vriend en de geliefde. Het is nauw verwant aan de liefdesgezangen van de soefi's, die Llull in het Arabisch kon lezen, en aan de wijze waarop Franciscus in alles slechts oog had voor Gods liefde. In 366 op zichzelf staande strofen bezingt hij de liefde tussen 'de vriend' en de goddelijke Geliefde.
Tussen de vriend en de Geliefde zijn nabijheid en afstand hetzelfde. Als wijn en water is hun leven vermengd, als licht en warmte is hun liefde verbonden. Als zijn en wezen stemmen zij overeen en zijn zij in elkaar verenigd.
Als een dwaas trok de vriend door de stad en zong van zijn geliefde. Men vroeg hem of hij zijn verstand verloren had. Hij antwoordde dat de Geliefde al zijn willen gevangen heeft genomen en ook zijn verstand heeft hij aan haar overgegeven. Daarom blijft hem slechts zijn geheugen over, waarmee hij aan zijn Geliefde denkt.
De vriend sprak tot zijn Geliefde: Je bent alles, bent overal, in alles en met alles. Ik wil je helemaal, met alles, opdat in mij alles van mij zij. Toen antwoordde de Geliefde: Ik kan niet helemaal van jou zijn als jij niet helemaal van mij bent. Toen sprak de vriend: Neem mij helemaal en wees helemaal van mij! De Geliefde vroeg: en wat blijft over voor je zoon, je broer, je Vader? De vriend antwoordde: Jij bent zozeer alles, dat je ieder ten volle kunt toebehoren die zich geheel en al aan jou geeft.
Men vroeg de vriend naar de liefde van zijn Geliefde. Hij antwoordde: de liefde van mijn Geliefde is een stroom van oneindige goedheid, eeuwigheid, macht, wijsheid, liefde en volkomenheid, die van de Geliefde naar de vriend vloeit.
De kamer van de vriend werd verlicht door licht uit de kamer van de Geliefde. Het verdreef alle duister en vervulde deze met vreugde, verlangen en liefdesgedachten. Toen verwijderde de vriend alle dingen uit zijn kamer, opdat de Geliefde er plaats zou vinden.
Mijn Geliefde is Eén en in zijn eenheid verenigen mijn denken en mijn minnen zich tot één enkel willen. De eenheid van mijn Geliefde omvat alle eenheid en veelheid. En de veelheid van mijn Geliefde omvat alle eenheid en veelheid.
De vriend keek naar zichzelf om als in een spiegel de Geliefde te zien. En hij keek naar de Geliefde om als in een spiegel zichzelf te herkennen. Nu is de vraag welk van de beide spiegels zijn begrip het dichtst nabij was.
|
| |
|